4.5.1 FROUKJEN LUITZENS 9-6-1821 Hemrik - 5-4-1851 Bunde x Johannes Backer, landbouwer, Opsterland 27-10-1838 5-10-1813 Norden - 19-4-1852 Bunde zv Berend Henrichs Backer en Froukje Berends Mulder |
Uit dit huwelijk: 1. Froukje (1839-1861) 2. Romkea Johanna (1840 Bunderhee) 3. Catharina (1842) 4. Popkje (1845-1914) x Johannes Jacobus Kuipers, directeur strokartonfabriek 5. Annetta (1848-1908), administratrice ziekenhuis 6. Joukje (1851-1851)
Froukjen Luitzens is na de dood van haar moeder terechtgekomen in het gezin van haar oom Ruurd Alles van der Sluis, die dominee was in Bunde in Oost-Friesland (toen nog het Koninkrijk Hannover). Het zal er geen vrolijke boel zijn geweest. Ruurd Alles overleed al in 1835, zijn weduwe bleef achter met vijf jonge kinderen. Dominees hadden het niet ruim dus het was er geen vetpot. Toen Froukje nog maar 17 jaar was trouwde ze met de boer/herbergier Johannes Backer uit Bunde. Johannes plaatste de onderstaande advertentie in de Groninger Courant:

Annette kwam na diverse betrekkingen uiteindelijk terecht bij haar oom Alle Luitzens in Oosterwolde. Annette wordt specifiek genoemd in de boedelbeschrijving en het testament van Alle Luitzens: Dat de nalatenschap van den heer Doctor Alle Luitzens van der Sluis zijne drie zoons als erfgenamen naar de wet zouden gerechtigd zijn, evenals dit met de nalatenschap van hunne moeder plaats had; doch dat de erflater doctor van der Sluis een eigenhandig testament heeft gemaakt van den zevenden December achttien honderd twee en tachtig, <…>, van welk stuk de uiterste wilsbeschikking aldus luidt: “Ik benoem tot erfgenamen van het beschikbaar gedeelte mijner nalatenschap mijn zoon Berent van der Sluis, thans woonachtig te Leeuwarden, en mijne nicht Annette Johan Backer, te Oosterwolde woonachtig, tezamen voor gelijke gedeelten; zoodat ingeval een van beide voor mij mogt overlijden, de alsdan in leven zijnde alleen het beschikbare gedeelte zal erven”.
Dat gevolgelijk tot de nalatenschap van de erflater Doctor Alle Luitzens van der Sluis, als erfgenaam gerechtigd zijn de zoon Luitzius, requirant sub 1, voor een/vierde, zoon Albert, requirant sub 2 voor een/vierde, zoon Berent minderjarige voornoemd, voor drie achtste en nicht Annette Backer voor het overig een/achtste deel.
De totale boedel van Alle Luitzens wordt beschreven, ook die ‘boven in het kleine kamertje’, waarschijnlijk de kamer waar Annette verbleef.

Annette tekent als volgt:

Was ze niet gewend te schrijven of was ze onder de indruk van alle plichtplegingen? Omdat zij de enige was die nog in het huis woonde, moest ze zorgdragen voor de boedel (behalve de contanten!) totdat alles was afgewikkeld. Toen de boedel eenmaal was opgemaakt, bleken maar liefst 990 mensen geld schuldig te zijn aan haar oom Alle Luitzens, tot een bedrag van fl 21057,43. In een arme omgeving als Ooststellingwerf was het maar zeer de vraag of alle vorderingen konden worden geïnd.
Op 22 januari 1880 vestigt Annette zich in Leeuwarden, komend vanuit Amsterdam. Op 4 maart 1881 vertrekt ze naar Brielle, in datzelfde jaar gaat ze naar Oosterwolde om bij haar oom Alle Luitzens te gaan wonen. Zijn gezondheid ging achteruit en hij was een drukbezet arts, dus hij kon wel wat hulp gebruiken.
Op 11-11-1887 maakt Annette, dan 39 jaar, ongehuwd, zonder beroep, wonende onder Huizum in de Schrans, haar testament op. Ze benoemt tot enige erfgenaam van haar gehele nalatenschap haar zuster Popkje Backer, gehuwd met Johannes Jacobus Kuipers.
In 1889 blijkt ze weer in Leeuwarden woonachtig, bij M.J. Nolet, goud- en zilversmit. Ze overlijdt op 27 juni 1908 op 60-jarige leeftijd. Ze woont dan in het Groningse Termunten.
4.5.2 POPKJEN LUITZENS 3-2-1823 Hemrik - 26-4-1847 Emden x Carl Johann Baumfalk, handelsbediende, Bunde 6-5-1844 3-9-1822 Leer - 3-9-1847 Emden zv Johann Baumfalk en Caroline Jacobine Antonetta Brennstein |
Ook Popkjen Luitzens is na het overlijden van haar ouders in Duitsland terechtgekomen, maar over haar is verder heel weinig bekend. Het is opvallend dat de meeste leden van de Oost-Friese tak van de familie van der Sluis jong zijn overleden, zo ook Popkjen en Johann. In hun overlijdensjaar heerste er in het noordwesten van het toenmalige Koninkrijk Hannover, waartoe Emden behoorde, een influenza-epidemie (bron: Wikipedia).

4.5.3 ALLE LUITZENS, arts 16-3-1825 Hemrik - 27-3-1887 Oosterwolde x Hendrikje Alberts Prakken, Ooststellingwerf 24-2-1853 17-6-1823 Oosterwolde - 4-5-1873 Oosterwolde dv Albert Berends Prakken en Margjen Jans Jonkers 1. Lucius Albertus 16-11-1853 Oosterwolde 2. Maria Romelia, 9-10-1854 Oosterwolde - 13-10-1854 Oosterwolde 3. Maria Romkea, 4-1-1856 Oosterwolde - 6-1-1856 Oosterwolde 4. Albert Berend Auke 4-1-1860 Oosterwolde 5. Berent 30-8-1864 Oosterwolde |


Geschilderde portretten van Alle Luitzens van der Sluis
en Albertje Prakken
In 1892, vijf jaar na de dood van Alle Luitzens, verscheen het verslag van de Enquête naar de toestanden in de veenderij. Een verslaggever van de Heerenveense Courant gaf als antwoord op de vraag wat er voor een doktersvisite moest worden betaald: Van betalen zal wel niet veel komen, misschien van een enkel gezin waar bijvoorbeeld drie grote jongens zijn. Dr. Van der Sluis, een ruw man met een best hart, liet de menschen niet betalen. Hij zei: dat moeten de veenbazen maar voor jullie doen (dat waren dus zijn rijke neven...). Deze karakterschets was waarschijnlijk wel correct, zoals ook uit het volgende chronologische overzicht naar voren komt.
Alle Luitzens werd al jong wees. Terwijl zijn drie zussen Froukjen, Popkjen en Joukjen naar ooms en tantes in Friesland en Duitsland gingen, bleef Alle in Gorredijk wonen. Zijn neef Alle Jans van der Sluis werd zijn toeziend voogd. Op zijn 18e ging Alle Luitzens medicijnen studeren in Groningen, waar hij lid werd van Vindicat en het selskip Frisia. Zijn medestudenten noemden hem Alle Lucius. Al op zijn 25e promoveerde hij tot doctor in de medische wetenschappen. Zijn proefschrift, waarvan het titelblad hierbij is opgenomen, droeg hij op aan zijn oom Jan Alles van der Sluis. Waarschijnlijk heeft deze zijn studie betaald.

Het proefschrift van Alle Luitzens van der Sluis
In 1866 kreeg Alle Luitzens van Koning Willem III de erepenning voor gratis vaccinatie van minvermogenden. Hierop sluit aan een citaat uit het verhoor van L.de Jong, verslaggever van dagbladen te Heerenveen, in het kader van de parlementaire enquête naar de toestanden in de veenderij: vrager: Wat moet er wel voor een doktersvisite betaald worden?
antw. : Van betalen zal wel niet veel komen, misschien van een enkel gezin waar bijvoorbeeld drie grote jongens zijn. Dr. Van der Sluis, een ruw man met een best hart, liet de menschen niet betalen. Hij zei: dat moeten de veenbazen maar voor jullie doen (dat waren dus zijn rijke neven...).
Na zijn promotie vestigde Alle zich als arts in Oosterwolde, waar hij het huis Oostenburg bewoonde. Zij praktijk was enorm uitgestrekt en omvatte op dat moment zo'n 9000 patiënten in elf dorpen. Toen hij in 1861 weer voor een jaar werd herbenoemd tot gemeentelijke armendokter schreef de krant: Voor de armen en lijdenden was dit hier vooral een blijmare, dewijl zij in z.ed. niet alleen een bekwaam practizijn, maar ook in vele andere opzigten een hulpvaardigen man vinden, die zich niet zelden geldelijke opofferingen getroost om zieken goed voedsel te verschaffen. Hij ontving voor dat werk slechts 100 gulden per jaar, 50 gulden minder dan zijn voorganger. Dat zinde hem natuurlijk niet, en later werd zijn traktement toch aangepast. In december 1867 wordt op voorstel van Burgemeester en Wethouders aan de heer A.L. van der Sluis eervol ontslag verleend als gemeente-doctor. Men wil hem een aandenken geven, maar hij laat weten dat hij dat niet nodig vindt.

In 1869 richt hij een gratieverzoek aan de Koning voor de drie zoons van een weduwe. Haar ziekte schrijft hij toe aan verdriet over hun afwezigheid. Zij zitten gevangen te Utrecht. De Burgemeester: "Ik kan niet ontveinzen dat het mij ten hoogste bevreemdde een request van bovengenoemde inhoud ingediend te zien door dr. A.L. van der Sluis. Hij twijfelt aan de ziekelijke toestand van de weduwe. Ik kan de waarheidslievendheid van dr. Van der Sluis in dezen zaak met regt in twijfel trekken". De drie broers hadden een man mishandeld. Op aanraden van Van der Sluis diende deze een aanklacht in. De broers schrijven het aan de handelingen van dr. Van der Sluis toe dat ze zo zwaar zijn gestraft. Daarop verzag Van der Sluis zich van een geladen pistool omdat hij de familie van de weduwe in staat achtte hem aan te randen. Ook speelde wellicht mee dat Hendrik Prakken, een zwager van Alle Luitzens die destijds bij de weduwe woonde en verslaafd was aan drank, een van die zonen benoemd had tot universele erfgenaam.
Enkele weken later beschreef de krant nog een bijzonder voorval uit zijn praktijk: Gisteren had er in deze veenkolonie eene groote opschudding plaats. Er werd n.l. van huis tot huis verteld, dat zekere vrouw haar man had vergiftigd, daar hij plotseling onder den maaltijd was dood gevallen. Spoedig arriveerde hier de burgemeester van Ooststellingwerf met de doctoren V.d. Sluis, van Oosterwolde, en Terpstra, van Makkinga. Na een langdurig getuigenverhoor en nadat het lijk door de doctoren was geopend, bleek, dat de man wegens overdrevene gulzigheid door een stuk vleesch was gestikt. Hij had dit stuk vleesch in stilte van den schotel zijner vrouw genomen, terwijl deze voor een oogenblik den disch had verlaten. De ingezetenen alhier zijn zeer verblijd, dat er lijkschouwing heeft plaatsgehad, daar zulks de vrouw van een smet bevrijdt, die misschien anders voor altijd op haar had gekleefd.
In 1873 moest Alle Luitzens voor de rechter verschijnen wegens het niet voorhanden zijn van twee geneesmiddelen op de wijze zoals is aangewezen in de Nederlandsche farmacie. Aanmerkingen: Hij werd veroordeeld tot een geldboete van f10 met de kosten, en bij niet betaling der boete tot gevangenisstraf van twee dagen.
In 1875 schreef de Provinciale Drentsche en Asser Courant: Bijna van alle huizen waaiden de Nederlandsche en Oranjevlaggen, en vooral maakte de versiering van een 30tal vlaggen op ieder der beurtschepen van Leeuwarden en Sneek een goed effect. Het was dien dag 25 j. geleden dat ALS zich hier als m.d. had gevestigd. Zichtbaar getroffen was de jubilaris. Lang leve dr. Van der Sluis!
Dokter Van der Sluis ontvangt bij den feestelijke herdenking van zijn 25-jarige geneeskundige praktijk vele bewijzen van waardering, o.a. van de ingezetenen van Oosterwolde, Fochteloo, Appelscha een cadeau, bestaande uit ene canapé en 12 stoelen.
Alle Luitzens was een van Friese artsen die gegevens verstrekten voor de publicatie "De Volksvoeding in Friesland" (Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde), 1876. Hij schrijft:
Van de voedingswijze der arbeiders in de veenderijen en hunne gezinnen geldt ongeveer hetzelfde als van die der vorige groep: de uitersten van overdaad en gebrek houden gelijken tred met ruime en bijna geen verdiensten. 's Zomers, als ze zwaar moeten werken en daarvoor zich ook goed laten betalen, wordt niet alleen in verhouding goed gegeten, maar buiten die noodzakelijke voeding wordt al het verdiende dadelijk in overdaad verkwist aan eet- en drinkwaren, die meer het gehemelte strelen en ziekte kunnen veroorzaken, dan gezondheid en kracht schenken. Van April - Junij, in het drukst van het werk, worden reeds 's morgens ten 3 uur pannekoeken met spek geschaft. Onder het werk enorme hoeveelheden roggebrood, minstens 5 Kgr. Per dag en per hoofd met boter en zeer sterke koffij met schapenmelk. Als middagmaal volop aardappelen met spek en spekvet of erwten, boonen met gebraden spek of schapenvleesch. Na den middag wederom spekpannekoeken of roggebrood met spek en koffij. 's Avonds wederom aardappelen met spek of vleesch. 's Zondags wordt den geheelen dag in brassen en smullen doorgebragt, waardoor een goed deel van de verdiensten verkwist wordt. Bij het naderen van den winter zijn zij de eersten, die aan den armvoogdij vallen. Van den schralen penning der bedeeling rekt het gezin dan het leven met droog roggebrood, met aardappelen en zure stip of raapolie of een meelkoek in schrale melk gekookt.
In 1878 vindt een Ooststellingwerver boer een vreemde pinguïnachtige vogel in een sloot. Hij is nieuwsgiering en neemt het dier mee naar de dokter, waarschijnlijk de enige in het dorp die kan nagaan om wat voor soort vogel het gaat. Het exotische uiterlijk van de vogel wordt gedetailleerd in de krant beschreven. Dit voorval is in 2023 uitgebreid onderzocht door Marcel Haenen, journalist en 'redacteur pinguïns' van de NRC, en door hem beschreven in zijn boek Pinguïns en de mensen, geschiedenis van een belaagde vogel (Querido).
In 1887 overlijdt Alle Luitzens plotseling. De krant schrijft: Met de geneeskundige hulp in het Z.O. der provincie ziet het er treurig uit. De eenige geneesheer, sedert tal van jaren daar de functionaris, was dr. A.L. van der Sluis, jl zondag te Oosterwolde overleden. Zijne practijk strekt zich uit over vele dorpen met een gezamenlijke bevolking van pl.m. 12.000 zielen. 't Behoorde in den laatsten tijd dan ook niet tot de zeldzaamheden, dat er menschen stierven, zonder geneeskundig behandeld te zijn.
4.5.4 JOUKJEN LUITZENS 26-1-1829 Gorredijk - 28-1-1914 Leeuwarden x Auke Herres Wartena, arts, Opsterland 8-9-1849 4-2-1823 Terzool - 16-4-1882 Huizum zv Herre Aukes Wartena en Sytske Abrahams van der Meer |
Uit dit huwelijk: 1. Romkje (1850-1910) x Gajus Hajonides van der Meulen, koopman te Leeuwarden 2. Sytske (1852-1925) x Henri C.A. Ruempol, kolonel der infanterie te Batavia 3. Heere (1853-1879) 4. Frouwkje (1855-1933) schilderes te Laren 5. Lucia Alla Henderika (1857-1910), lerares aan de HBS voor meisjes te Batavia, x Gozinus Leonardus 't Hooft, luitenant ter zee 6. Joukje (1858-1935) x Geert Wever, machinist te Heiloo
Joukjen Luitzens' man Auke Wartena was eerst arts te Akkrum, later te Huizum. De verhouding met zoon Herre was niet al te best, getuige het hierbij opgenomen bericht uit de Leeuwarder Courant

Haar schoonvader Herre Aukes Wartena was een tweede huwelijk aangegaan met Sytske Wytzes van der Sluis (4.1.2) en diens zuster Akke Aukes Wartena huwde een broer van Sytske, Alle Wytzes van der Sluis (4.1.5). De onderstaande zeer oude foto, genomen in 1870 bij festiviteiten op de Bosberg in Appelscha, staan vertegenwoordigers uit de takken 4.1 en 4.5 die dus dubbel aan elkaar verwant zijn:

vlnr zittend: Joukje Houwink, Joukje Luitzens vdS (454), Akke Aukes Wartena, Hendrikje Alberts Prakken, Auke Herres Wartena
Dochter Froukje Wartena werd schilderes en woonde en werkte voornamelijk in Laren, maar ook in België en Frankrijk. Het afgebeelde schilderij verloochent haar Friese afkomst niet.
